donderdag 5 september 2013

Schorsvlieg (Mesembrina meridiana)

Kenmerken
Grote, glanzend zwarte vlieg met oranje gekleurde vleugelbases en evenzo gekleurd 'gezicht' (gedeelte tussen de ogen onder de voelsprieten).

Voorkomen
Algemeen in Nederland en België, vooral op zandgronden bij bosranden.

Levenswijze
De vlieg zont vaak op bomen of op de grond. De larven ontwikkelen zich in paarden- en rundermest en eten daar niet zo zeer de mest, maar de daarin levende, andere soorten vliegenlarven. Vaak legt het vrouwtje per mesthoop maar 1 of enkele eieren, mogelijk omdat haar nakomelingen dan niet met elkaar hoeven te concurreren om voedsel. De larven doden veel andere medemestbewoners om de volwassen staat te bereiken.

vrijdag 23 augustus 2013

Kleine vos (Aglais urticae)

De kleine vos (Aglais urticae) is een dagvlinder uit de familie Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders.
De wetenschappelijke naam urticae verwijst naar het geslacht Urtica van de waardplant grote

De kleine vos heeft een voorvleugellengte van 22 tot 25 millimeter.
De basiskleur van de bovenkant van de vleugels is oranje. Langs de voorrand (costa) van de voorvleugel loopt een band van afwisselend gele en zwarte vlekken, die bij de vleugelpunt (apex) wordt afgesloten met een witte vlek. Ook in het middenveld bevinden zich nog een zwarte vlek geflankeerd door een gele vlek en twee zwarte stippen. De vleugelbasis van de achtervleugel is zwartbruin. Bij de voorrand van de vleugel loopt het oranje over in geel. Langs de vleugelranden loopt een rand met aan de binnenkant opvallende blauwe maanvormige vlekjes die zwartomrand zijn. De franje is geblokt. Zowel de voorvleugel als de achtervleugel heeft een meestal onopvallend uitstulpinkje.

Oranje luzernevlinder (Colias croceus)

De oranje luzernevlinder (Colias crocea) is een dagvlinder uit de familie Pieridae, de witjes.
De oranje luzernevlinder komt voor op klaver- of luzernevelden. De rupsen leven ook op talrijke andere soorten van de vlinderbloemigen. Het is een Midden- en Zuid-Europese soort die als trekvlinder ook noordelijker kan worden aangetroffen. In Nederland kunnen de aantallen per jaar heel verschillend zijn.
De vliegtijd is van maart tot en met november.

maandag 19 augustus 2013

Bont schaapje (Acronicta aceris) (Rups)

Het bont schaapje (Acronicta aceris) is een nachtvlinder uit de familie Noctuidae, de uilen. De voorvleugellengte bedraagt tussen de 18 en 22 millimeter. De soort komt voor in heel Europa. De soort overwintert als pop, blijft soms meerdere jaren “overliggen”. Gezien in het bos van Westenschouwen.

zaterdag 17 augustus 2013

Roodoogjuffer (Erythromma viridulum)

De kleine roodoogjuffer (Erythromma viridulum) is een waterjuffer die voorkomt bij stilstaande wateren met rijke onderbegroeiing zoals hoornblad.
Het mannetje is helderblauw met donkerbruine, koperglanzende tekeningen en is te herkennen aan de rode ogen en een x-vormig figuur op het tiende segment. Het vrouwtje is blauw en groenig met een donkere rugzijde.

woensdag 14 augustus 2013

Steenrodeheidelibel (Sympetrum vulgatum)

De steenrode heidelibel (Sympetrum vulgatum) is een echte libel uit de familie van de korenbouten (Libellulidae). De libel wordt 35 à 40 mm lang en komt voor in vrijwel heel Europa. In Nederland is het een algemene soort van begin juli tot begin november.

woensdag 24 juli 2013

Spreeuw (Sturnus vulgaris)

De spreeuw (Sturnus vulgaris) is een vogel uit de familie van de spreeuwachtigen (Sturnidae) uit de orde zangvogels (Passeriformes). Hoewel hij het hele jaar door te zien is, is het een trekvogel. De spreeuwen die wij hier 's zomers zien, zitten 's winters zuidelijker en onze winterspreeuwen bevinden zich 's zomers noordelijker. Dit zijn jonge spreeuwen.

donderdag 18 juli 2013

Heggenmus (Prunella modularis)


De heggenmus (Prunella modularis) is een zangvogel uit de familie van heggenmussen (Prunellidae).
Ze worden 14 centimeter groot[2], ongeveer even groot als de huismus, maar onderscheiden zich door grijs op de kop.
Deze vogel heeft duidelijke, donkerbruine strepen op de zijkant, roodbruine poten en zie je zelden of nooit in groepjes. Het mannetje en het vrouwtje dragen hetzelfde verenkleed. Hij heeft een hoge, heldere, vrij stereotiepe zang. Minder vaak te horen in de zomer. Heeft zogenaamde 'liefdes-fluisterzang' in aanwezigheid van vrouwtje, maar laat ook een soortgelijke gedempte zang in het najaar horen. De fluisterzang is ook bekend bij de merel.

Groenling (Carduelis chloris, dan wel Chloris chloris)

De groenling, groenvink of groninger (Carduelis chloris, dan wel Chloris chloris) is een zangvogel van de familie der vinkachtigen (Fringillidae). De vogel eet vooral zaden. Een groenling is ongeveer 15 centimeter lang. Het mannetje is olijfgroen van kleur, vooral op de stuit. De rug heeft een bruine tint en de onderzijde is meer geelachtig. De randen van de vleugel en de meeste staartpennen zijn aan de basis helder geel. De dikke snavel is bijna wit en de poten zijn vleeskleurig. Het wijfje is minder intensief van kleur, zij is meer grijsgroen en haar geel in de veren is veel valer.

Houtduif (Columba palumbus)

Deze vogels hebben een grijspaarse kop, grijze boven delen en grijsroze borst. Ze hebben zwarte armpennen en een brede zwarte eindband op de staart. Deze vogels hebben een witte vlek in de nek en een witte band op de vleugels, die goed zichtbaar zijn tijdens de vlucht, waardoor de soort op grotere afstand ook makkelijk te onderscheiden is van de stadsduif en holenduif. Ze hebben een korte, gele snavel met een rode basis en korte roze poten. Het verenkleed bij beide geslachten is gelijk. Hoewel houtduiven kunnen overkomen als dommige en sullige vogels zijn ze op hun foerageer- en nestplaats tamelijk agressief. Ze kunnen met hun vleugels rake klappen uitdelen aan soortgenoten, maar ook aan bijvoorbeeld eksters. Er vallen tijdens deze schermutselingen echter nooit doden. De lichaamslengte bedraagt 41 tot 45 cm, het gewicht 275 tot 700 gram en de spanwijdte 68 tot 77 cm.

maandag 1 juli 2013

Bonte Bessenvlinder (Abraxas grossulariata)


De bonte bessenvlinder (Abraxas grossulariata) of Harlekijn is een nachtvlinder uit de familie Geometridae, de spanners. De soort heeft een voorvleugellengte van 18 tot 25 millimeter.
Als leefgebied geeft de vlinder de voorkeur aan vochtige bossen, houtwallen, tuinen en heide en is algemeen in Nederland en België.
De vliegtijd is van mei tot en met augustus.
Bij zonnig weer zijn ze waar te nemen rond kruisbessen- en frambozenstruiken. Op deze struiken leven ook de rupsen in grote aantallen, maar ook andere struiken en loofbomen worden als waardplanten gebruikt. Ze overwinteren er van augustus tot juni.
De tot ruim drie centimeter lange rupsen worden ook wel gezien op kardinaalsmuts, vogelkers en hazelaar.
Kenmerkend voor deze soort is dat alle stadia, zowel rups, pop als imago dezelfde waarschuwingskleuren hebben. Zij worden hierdoor niet door vogels gegeten.

zondag 19 mei 2013

Koolmees (Parus major)

Volwassen koolmezen zijn circa 14 centimeter groot, hebben een spanwijdte van 22,5-25,5 centimeter en een gewicht van gemiddeld 17 gram. De koolmees heeft een zwarte kruin, witte wangvlekken, een gele borst en daarop overlangs een zwarte band. Mannetjes zijn te herkennen aan de duidelijk bredere zwarte band, maar ook aan de grotere hoeveelheid zwart tussen de poten en meer glans op de kop. Het juveniel is valer gekleurd en mist de zwarte streep, deze verschijnt in het najaar. De koolmees is de grootste soort mees, zoals de wetenschappelijke soortnaam verraadt: major betekent groot.
De roep van de koolmees klinkt als péh-puuh wat vergelijkbaar is met de sirene van een politieauto. De zang is een hoog si si sirrr en lijkt iets zachter dan die van de pimpelmees. De vlucht van de koolmees is meestal gelijk aan die van andere mezen. In grote bogen vliegt de koolmees door de lucht, afwisselend wordt met de vleugels geslagen en gezweefd.

vrijdag 10 mei 2013

Perenbloesem

De gewone peer vormt een boom, die op oudere leeftijd elk jaar bloeit en, meestal ook elk jaar, vrucht draagt. Hoogstambomen bloeien op latere leeftijd dan zogenaamde spillen. Er komen echter ook beurtjaren voor. De boom bloeit afhankelijk van het ras gemiddeld van half april tot begin mei. Door de vroege bloei kan er tijdens de bloei nachtvorstschade optreden, doordat de bloemen bevriezen en dus niet kunnen uitgroeien tot vruchten. Voor een goede bestuiving is het meestal nodig meerdere rassen bij elkaar te planten.

Er zijn ook rassen, zoals Conference, die parthenocarpe vruchten kunnen vormen.
Een peer groeit uit een bevruchte bloem, meestal eerst met de dikke kant naar boven, maar door het toenemende gewicht van de vrucht 'kantelt' deze geleidelijk, tot de overblijfselen van het bloemetje aan de onderkant zijn beland.

zaterdag 20 april 2013

Aalscholver (Phalacrocoracidae)

De aalscholver is een onmiskenbare en typisch Nederlandse vogel, die alleen met de kuifaalscholver verward kan worden. De kuifaalscholver is in Nederland echter veel zeldzamer en laat zich bijna nooit ver van de kust zien. Tijdens het zwemmen ligt de vogel diep in het water, terwijl de kop schuin omhoog gehouden wordt.

Het voedsel van de aalscholver bestaat vrijwel alleen uit vis, die de vogel duikend onder water vangt. De vogel geeft geen waterdicht verenkleed en wordt bij het duiken nat tot op de huid. Voordat de aalscholver na het duiken terug naar het nest vliegt, laat de vogel de vleugels eerst met gespreide vleugels op een hoge plek drogen.

Het belangrijkste broedgebied van de Nederlandse aalscholverpopulatie bevindt zich rond het IJsselmeer. Doordat de vogels in kolonies broeden en bij voorkeur paling eten, vormen de vogels volgens de beroepsvisserij een bedreiging voor de palingstand. Om deze reden is de aalscholver in het verleden vervolgd, waardoor de populatie rond het jaar 1960 was gedaald tot minder dan duizend broedparen. Door wettelijke bescherming, maar ook door toename van het voedselaanbod heeft de populatie zich inmiddels weten te herstellen tot ongeveer 20.000 broedparen. 

zondag 10 februari 2013

De pestvogel (Bombycilla garrulus)

In Nederland komt de vogel zo af en toe 's winters voor. Het is een invasiegast die soms in grote aantallen in Nederland overwintert. Aangezien de pestvogels uit het noorden komen, zijn ze veel zeldzamer in België. In het verleden stond de vogel als dwaalgast bekend; de laatste vijf jaar echter treft men hem elke winter in Nederland aan. Tijdens een invasie zijn ze te zien in steden en dorpen, vaak in de omgeving van bessendragende struiken zoals de meidoorn. Pestvogels zijn verre van schuw.